De daadwerkelijke ‘langste dag’ inmiddels achter ons maar voor drieëntwintig leden van de Lingerenners was het afgelopen zaterdag D-day, net als twee hondstrouwe verzorgers.
Ik weet niet hoe mijn collega fietsers aan de start stonden – de stilte rondom De Pluk was wat mij betreft kenmerkend – maar mijn zelfvertrouwen was niet groot. Ik stel mijn doelen altijd (te) voorzichtig dus met een dergelijke monstertocht stelde ik mezelf danig op de proef, niet lichamelijk maar vooral mijn gemoedstoestand had er de dagen voorafgaand onder te leiden. Laten we dat maar op onzekerheid schuiven.
Om dat beeld ook maar direct weer te kantelen: fysiek viel het reuze mee. De enige serieuze belemmeringen bleken de oneindige uren op de fiets, met bijkomende mentale strubbelingen en de zomerse warmte. Daarover later meer, want de start bij De Pluk was magisch. Ik heb op een reguliere zondagochtendrit al moeite om op tijd te zijn, dus voor mij als fervente uitslaper was 05.50 uur een bijzondere tijd om de net opgekomen zon te mogen verwelkomen. Daarnaast hing het gewoon in de lucht dat er iets bijzonders ging gebeuren. Toen ik met mijn vijf medefietsers Geldermalsen uitreed zagen we nog net het laatste wiel van de rappere vrouwen en mannen voor ons uit. We zagen ze sneller dan verwacht weer terug, zij incasseerden vóór Culemborg hun eerste technische malheur en niet de laatste lekke band van deze lange dag.
Bekende wegen dus, die eerste paar uur op de fiets. Dauw dat langzaam opstijgt uit de velden, geen hond op de weg en alleen verbaasd vee dat ons aanstaarde vanuit een verlaten weiland. Na de brug van Vianen kregen we een eerste indruk van onze hondstrouwe volgelingen: Kees en Marius. Het is dat we hun partners kennen anders zou je ze zomaar als een stel kunnen zien. Marius die je aanmoedigde om vooral goed te drinken, je nog op het laatste moment een banaantje toestopte voordat je wegreed en Kees die de troep achter je reet opruimde voordat je er zelf maar aan kon denken. Het deed mij een beetje denken aan mijn puberzoon, die ik dan in dit geval was en Kees en Marius mijn ouders. Oké we dwalen af, want kort na Vianen volgde weer een memorabel moment en werd voor ons als C+-groep de slogan van de dag geboren.
In Nieuwegein langs het kanaal ter hoogte van het ziekenhuis was de weg hinderlijk opgebroken en moesten onze mini-pelotons dwars door een parkeergarage. Dit was nét op het moment dat de B-groep hun vertrouwede plek – voor de C+ uit weer wilde innemen – alleen reden ze verkeerd. Ik stond rustig langs de kant van de weg op de foutrijders te wachten toen ik iemand uit het snelle mini-peloton hoorde roepen: “gewoon rechtdoor gaan en blijven trappen.” Ik hoef niemand uit te leggen dat deze zin de rest van de dag is blijven hangen en onze lijfspreuk is geworden. Na het geslinger, de routemakers wilde per se dat we niet door Utrecht gingen denk ik, kwamen we langs de Vecht terecht. Meanderend en nog steeds zonder veel overig verkeer konden we genieten van de omgeving tot onze begeleiders ons weer stonden op te wachten met koffie. Hollandser dan deze noordwestelijke route hadden we het niet kunnen hebben, bedenk ik mij nu achteraf. De bruggetjes, ontelbare zijn we overgegaan en de kenmerkende stadjes, dorpjes, watertjes, polders en vergezichten. Als de organisatie dit slim speelt verwacht ik dat ze een gouden concept hebben bedacht om deze rit een aantal keer per jaar met toeristen te gaan doen. Een verdienmodel voor de vereniging.
Als klap op de vuurpijl – ik sla het stuk Amsterdam even over, dat was een rommelig stuk met wel veel infrastructurele hoogtepunten – sta je dan even ten noorden van onze hoofdstad bij de eerste pont van de dag. De schipper met Amsterdamse tongval en wel open voor een grapje zet ons over. Het is het eerste moment dat ik op de teller kijk en besef dat we inmiddels meer dan honderd kilometer hebben gereden. Ik ben verbaasd want de benen voelen nog sterk, ongeveer alsof ik net langs de A15 rijd richting Tiel. Als ik de rest van de groep bekijk staan we er ongeveer allemaal hetzelfde bij; fris en fruitig. Twee weken daarvoor reden we met nagenoeg dezelfde groep een zondags rondje van iets meer dan honderd kilometer en liep het anders. Ik snap nog steeds niet wat ervoor zorgde dat het zo makkelijk ging. Het vooruitzicht, de instelling om een monsterlijke afstand te rijden of waren het de omstandigheden. De magie van een onbekende omgeving, nieuwe wegen en een uitzonderlijk mooie dag qua weer? Het zijn eigenlijk vragen die ik nog steeds heb want dit gevoel was lang vol te houden. Het landschap veranderde van een polder naar een duingebied, het verkeer nam toe en daarmee het besef dat we de kust hadden bereikt. Het werd nooit echt chaotisch maar na de rust van het ochtendgloren wel een kleine domper om opeens niet meer alleen – of in dit geval met zijn zessen – op de wereld te zijn.
Na deze zinderende ronde door het duinlandschap was de lunch precies op het juiste moment. Broodjes, soep en even wat anders drinken dan water of sportdrank werden bijna zwijgend naar binnen gewerkt. Of het nu de angst was voor de kilometers die nog lagen te wachten of vermoeidheid was niet duidelijk maar ik heb mijn collega-fietsers toch even anders gezien dan tijdens een reguliere rit. Het is misschien minder spannend dan ik nu beschrijf want het lijkt achteraf juist meer alsof iedereen gewoon heel ontspannen was. Opnieuw de fiets opstappen leek dan voor niemand een probleem. De B-groep weer netjes voor ons uit, in een race op weg naar de pont bij Velsen. De fietstocht door Noord-Holland werd muzikaal omlijst door overvliegende vliegtuigen die ons in de juiste richting gidste. Met een slinger ontweken we de hoofdstad om via Amstelveen bij Oudekerk aan de Amstel weer met de rivier mee te slingeren naar Mijdrecht.
In mijn ogen brak hier het breekpunt van de tocht aan, de kilometers begonnen te tellen en de warmte werd net iets teveel. Aan de weg die met de Amstel mee kronkelt lijkt geen einde te komen dus hoe mooi is het als opeens de grijze Skoda van Ernst – bemand door Marius en Kees – weer opdoemt aan de horizon. Die laatste zestig kilometer gingen in een roes voorbij, in mijn geval op de automatische piloot en steeds een stukje harder. Onze groep was hecht dus het tempo werd verstandig gedrukt om allemaal ongeschonden weer in Geldermalsen aan te komen. Over de laatste bekende wegen roken we de eindstreep en groeide het besef dat we allemaal een grens waren gepasseerd.
’s-Ochtends tijdens de eerste kilometers zei iemand uit mijn groep dat dit soort evenementen hét moment zijn om te laten zien of de vereniging een echte vereniging is. Of er saamhorigheid is en we een club zijn voor iedereen. Op het moment dat we het Marktplein opreden en er een applaus – van de B-groep – losbarstte wist ik dat deze monstertocht zichzelf bewezen had. Ook op het terras waren de gesprekken nog gedimd en niet te uitbundig, iedereen genoot van een mijlpaal en het samenzijn. Ook leden die niet gereden hadden kwamen een kijkje nemen en een praatje maken. Dit waren de Lingerenners op hun best, voor iedereen persoonlijk omdat ze een fietsdoel konden afvinken en als vereniging met opnieuw een mooi evenement.
Jeroen Wijngaard